HADES wapenHADES

Essentialia

Oprichting & erkenning

  • Opgericht: 11 oktober 1955, te Nijmegen
  • Erkend: 22 november 1955 door Sociëteit Roland
  • Gemengd sinds: 12 augustus 1972
  • Reünistenvereniging: sinds 1999

Symbolen

  • Embleem: grijnzend doodshoofd met Griekse helm voorstellende de god Hades
  • Kleuren: gitzwart – smaragdgroen – gitzwart
  • Devies: Da Mihi Castitatem et Continentiam Sed Noli Modo / Geef mij kuisheid en zelfbeheersing, maar nu nog niet

Bestuur

Foto 1 Foto 2 Foto 3

Oorsprong & oprichting HADES (1955–1960)

Binnen Sociëteit Roland ontstond midden jaren ’50 het idee voor een nieuw dispuut dat vriendschap, eigen signatuur en studentikoze relativering combineerde. In de overgeleverde documenten wordt J. Vroemen genoemd als een van de ideevormers; de kern was “het onderste uit de kan halen” als metafoor voor een intens beleefd studentenleven.

Oprichtingsakte HADES – 1955
A. Oprichtingsakte (1955)
Erkenning als Vriendenkring – 1955
B. Erkenning als Vriendenkring (1955)
Erkenning als Corpsdispuut – 1960
C. Erkenning als Corpsdispuut (1960)

Op 13 november 1955 besloot de groep officieel tot oprichting van de vriendenkring HADES (zie Afbeelding A). Kort daarop volgde de erkenning als Vriendenkring door het bestuur van Sociëteit Roland met ingang van 22 november 1955 (Afbeelding B).

 

De identiteit werd zichtbaar in embleem en kleuren: een schedel met Griekse helm en de kleuren zwart–groen–zwart. Bijeenkomsten en zichtbaarheid volgden snel, met onder meer ontmoetingen in Café Belvedere en de Comédie.

In de jaren erna werkte HADES aan formele inbedding. Op 5 februari 1957 besloot men af te zien van het predicaat ‘Vriendenkring’ en als dispuut verder te gaan, om de werving en vertegenwoordiging beter te organiseren.

De definitieve stap volgde in 1960: op basis van het criterium “onderlinge vriendschap” (art. 154 sqq Corpswet) werd HADES op 5 december 1960 officieel erkend als Corpsdispuut door de Senaat (Afbeelding C).

 

Foto 1 Foto 2 Foto 3

De jaren ’70 – het gemengde bedrijf

In 1972 beleefde het Illuster Corpsdispuut HADES een mijlpaal in zijn geschiedenis: de overgang naar een gemengd dispuut. Na zeventien jaar als enigszins behoudende, mannelijke club te hebben bestaan, besloot HADES de deuren van de Onderwereld ook voor vrouwen te openen. Wat begon als een gewaagd experiment, groeide uit tot een periode van vernieuwing en bloei.

De wijziging van de statuten veroorzaakte de nodige ophef. Het bestuur van toen – energiek, eigenzinnig en strijdlustig – kreeg de aanpassing met een nipte meerderheid door, en de eerste vrouwelijke leden werden al snel volwaardig Hadesianen. De sfeer veranderde: levendiger, losser, en met een nieuwe energie die het dispuut de rest van het decennium zou kenmerken.

Het samengaan van mannelijke en vrouwelijke leden bracht niet alleen kleur, maar ook een nieuwe vorm van dynamiek. De “onderwereld” werd er bepaald niet saaier op. Activiteiten als nachtelijke wandelingen, zwempartijen, vlaggetochten en zelfs waalbrugbeklimmingen zorgden voor een onvergetelijke invulling van de studententijd. Een hoogtepunt was de oprichting van de Nachtelijke Bezoek Commissie — een gezelschap dat onaangekondigde nachtelijke bezoeken bracht aan leden, uiteraard in naam van de kameraadschap.

Uit deze commissie ontstonden later ludieke initiatieven zoals de Pyjama Vergelijk Commissie en de Wie Slaapt Met Wie Of Wat Commissie, die bijdroegen aan de roem van HADES als een dispuut dat ernst en plezier moeiteloos wist te combineren.

Ondanks het rumoer van de tijd bleef HADES een plek waar studie, vriendschap en ontspanning hand in hand gingen. De “twee-fasenstructuur” van het moderne studentenleven was nog niet ingevoerd, en de meeste Hadesianen studeerden gemoedelijk in eigen tempo — wat, zoals later zou blijken, de continuïteit en saamhorigheid alleen maar versterkte.

De jaren zeventig waren daarmee een tijd van groei, emancipatie en experiment. Of, zoals kroniekschrijver Peter (Pjotr) Thunnissen het destijds samenvatte: Ernstige bijwerkingen van het dispuutslidmaatschap zijn nooit waargenomen — behalve misschien een zekere levenslust die moeilijk te genezen valt.

Foto 1 Foto 2 Foto 3

Het Hadesleven in de jaren ’80 en ’90

In de jaren tachtig en negentig stond het Illuster Corpsdispuut HADES stevig verankerd in het Nijmeegse studentenleven. Terwijl de academische wereld veranderde en nieuwe generaties studenten hun weg vonden, bleef HADES trouw aan zijn eigenzinnige karakter: een dispuut met traditie, zelfspot en een vleugje onderwereldse humor.

De dispuutsavonden in Tio Pepe vormden het kloppend hart van het verenigingsleven. Deelname was vanzelfsprekend — verplicht, maar nooit een straf. Er werd gedronken, gediscussieerd, gezongen, gereisd en vooral gelachen. Sportieve uitspattingen, culturele uitstapjes en gezamenlijke vakanties zorgden voor hechte banden die de studiejaren overstegen.

Het studiejaar begon traditioneel met de introductieperiode, waarin eerstejaarsstudenten kennismaakten met het Nijmeegse studentenleven. Tijdens de beruchte ARGUS-kroegentocht streden disputen om de aandacht van nieuwkomers. Hadesianen deden dat op geheel eigen wijze — met overtuigingskracht, welbespraaktheid en een gezonde dosis bravoure. Sommigen verkondigden luidkeels het “evangelie van het gemengde dispuut”, anderen gingen subtieler te werk met een goed gesprek of een borrel te veel.

Na de introductie volgde een periode van kennismaking en selectie, bekroond met een duistere, plechtige ceremonie waarin aspirantleden werden ingewijd. “Geen rechten, alleen plichten” gold als leidraad: maar die plichten werden steevast met enthousiasme vervuld. Berucht waren natuurlijk de kastbezoeken bij alle leden, rond kersttijd het grote diner, het adspirantenweekend , natuurlijk de mythologische avond en uiteindelijk , met koninginnedag, de inauguratie.

Richting de zomer keerde het dispuut zijn blik naar het noorden. Tijdens het jaarlijkse Pinksterzeilweekend in Friesland trokken de leden eropuit; traditiegetrouw een weekend vol wind, water en weinig slaap. Het werd gezien als hét moment om de banden te versterken, en om aan de wal te beseffen dat zelfs een Hadesiaan uiteindelijk ook gewoon een bed nodig heeft.

Ondanks de veranderingen van de tijd bleef HADES trouw aan zijn geest: intellectueel én lichtvoetig, serieus én speels. De kroniekschrijver van die tijd besloot treffend: “HADES, ondanks haar duistere leefwereld, is springlevend.”

Maar helaas, studeren  

Foto 1 Foto 2 Foto 3

Van dispuut tot reünistenvereniging

Aan het einde van de jaren negentig veranderde het studentenleven ingrijpend. De invoering van prestatiebeurzen, strengere studiedruk en beperkte financiering maakten de studententijd korter en intensiever. Waar Hadesianen voorheen jarenlang actief deelnamen aan het dispuutsleven, werd die periode steeds korter. Het gevolg was dat het dispuut kleiner werd, en het steeds moeilijker werd om de onderlinge samenhang en tradities in stand te houden.

Rond de eeuwwisseling werd duidelijk dat HADES te klein was geworden om in zijn oorspronkelijke vorm voort te bestaan. In goed overleg besloot men het dispuut niet te beëindigen, maar om te vormen tot een reünistenvereniging — een gemeenschap van oud-leden die de geest en de vriendschap van het dispuut bleven koesteren.

Sindsdien wordt elke vijf jaar het lustrum gevierd: een gelegenheid waarop generaties Hadesianen elkaar weer ontmoeten, herinneringen ophalen en samen constateren dat de woorden uit de kroniek nog altijd gelden:

“HADES, ondanks haar duistere leefwereld, is springlevend.”

Devies van HADES

Het devies van HADES luidt:
Da mihi castitatem et continentiam, sed noli modo
Latijn voor: “Geef mij kuisheid en zelfbeheersing, maar nu nog niet .”

De spreuk is afkomstig van de kerkvader Augustinus, die in zijn Belijdenissen met ironie schreef over zijn verlangen om deugdzaam te leven, maar zijn aardse genoegens nog niet wilde opgeven. Binnen HADES wordt dit motto met een omarmd: een herinnering aan het evenwicht tussen idealen en levenslust. Het vat de geest van het dispuut samen streven naar waardigheid en zelfbeheersing, zonder het plezier en de lichtheid van het studentenleven te verliezen.